Ons hotel ligt vijf kilometer van de Syrische grens. We rijden een stukje en staan met Wael, een Syrische man, op een heuvel naast een moskee. Het ziet er prachtig uit. In de verte liggen de bergen die de grens met Syrië vormen.
Net over de grens wordt hevig gevochten, misschien 10 km hiervandaan. Onvoorstelbaar. Als ze bommen gooien, kan je het hier horen vertelt hij. Ik krijg het er koud van.
We bezoeken twee kampen. Een kleine en een grote waar zelfs een school is. In de ochtend gaan de jongste kinderen, in de middag de oudere. Ze herkennen mij nog van een dag eerder. “Hai Esther” zeggen ze. Ontroerend.
Ze willen allemaal met ons op de foto. En boeken, en stiften, en hartjes op de handen. Niet alleen dat, of er ook “I love you” bijkon. Welja!
Veel kinderen hebben lelijke wonden. Ik krijg een handje onder mijn neus geduwd met een grote zwerende wond. Oei, zeg ik. Snel wordt het handje weggetrokken en krijg ik de andere (wondloze) hand.
We zien ook wat van het dagelijks leven in het kamp. De (kleine) watertanks, het spelen met niks en de school.
Vrouwen zijn in de schaduw bezig met het eten, mannen graven geulen voor de afvoer van het wc hutje. Kinderen gaan hier in twee shifts naar school. De jongsten in de ochtend. De ouderen ‘s middags. Er zijn kinderen bij die best goed engels praten.
Moeders duwen ons hun kinderen in de armen en maken trots een foto .
Kinderen spelen handjeklap tijdens het wachten totdat de schoolpoort opengaat.
Bests Esther, boeiend verhaal zeg. Wat was de naam van het hotel waar je zat? Zou graag meer willen horen van je trip die kant op.
Groeten.